De lekke kustblokkade van Vlaanderen

 
English | Nederlands

De lekke kustblokkade van Vlaanderen

De Vlaamse kust met Duinkerke, gravure door Jacob Dirxz van der Veer uit 1628.
De Vlaamse kust met Duinkerke, gravure door Jacob Dirxz van der Veer uit 1628.

De Nederlandse marine had tijdens de Republiek verschillende taken. Incidenteel werden grote oorlogsexpedities uitgevoerd, zoals in 1626-1627 de vruchteloze tocht van admiraal Laurens Reael naar de Spaanse kust. Doorgaans werden de schepen echter ingezet voor de rivier- en zeebewaking en het begeleiden van koopvaardij- en vissersschepen ('konvooi'). Een gedeelte van de oorlogsvloot moest de vijandelijke kaperbases langs de Vlaamse kust afsluiten, maar deze blokkade was geen groot succes.

Vanuit de vijandelijke havenplaatsen Grevelingen, Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en vooral Duinkerke stuurden lokale kooplieden en reders sinds 1626 steeds meer en grotere kaperschepen naar zee. Het afsluiten van de Vlaamse kust door een blokkadevloot moest de Nederlandse scheepvaart en visserij hiertegen beschermen. In de resoluties uit de periode 1626-1630 zijn via trefwoorden als 'Vlaanderen' gecombineerd met 'blokkade' of 'bewaking' talloze bijzonderheden over de kustblokkade te vinden.

Door verschillende oorzaken was de kustblokkade verre van waterdicht. Op papier bestond de blokkadevloot uit 24 tot 35 schepen, maar die geplande aantallen waren nooit daadwerkelijk aanwezig. Dikwijls werden schepen van de blokkadevloot ingezet voor andere doeleinden, zoals het begeleiden van koopvaarders of vissers. Bovendien kostte het bevoorraden en schoonmaken van de blokkadeschepen in de havens teveel tijd. In oktober 1627 klaagde luitenant-admiraal Philips van Dorp, commandeur van de blokkadevloot, bij de Staten-Generaal dat er van staatse zijde niet meer dan zestien schepen en drie jachten langs de Vlaamse kust lagen, terwijl 34 vijandige schepen zeilklaar waren. Zulke informatie kreeg de commandeur van agenten in Calais en Dover of van spionnen in de Vlaamse havenplaatsen. De Staten-Generaal stuurden Van Dorp onmiddellijk terug naar de kust en lieten ook alle voor de blokkade bestemde schepen daarheen varen.

Een reorganisatie van de blokkadevloot in 1628 was geen succes, omdat de provinciale subsidies te traag binnenkwamen en het plan mislukte om de schepen op zee te laten bevoorraden. Het falen van de blokkadevloot werd vlootcommandeur Van Dorp persoonlijk aangerekend. In maart 1629 beschuldigden kooplieden uit Hoorn hem en zijn kapiteins ervan het grootste deel van de tijd in Engelse havens voor anker te hebben gelegen, zodat de Duinkerkers vrij spel hadden en Nederlandse schepen grote schade hadden toegebracht. De Staten van Zeeland namen de klachten serieus en ontsloegen Van Dorp als luitenant-admiraal. Eind mei 1629 probeerde de Hollandse luitenant-admiraal Pieter Heyn orde op zaken te stellen langs de Vlaamse kust, maar de zeeheld werd op 18 juni doodgeschoten door een kaper. De problemen rond de blokkadevloot bleven bestaan totdat luitenant-admiraal Tromp in 1638 de afsluiting nieuw leven zou inblazen.



Inhoud